Je kunt meer dan je denkt!

Les 1 Hoe denk jij?

Vandaag gaan we ontdekken hoe jij denkt over:

slim zijn

en

ergens goed in zijn

 

Maar eerst wil ik graag weten wie jij precies bent.

 

Kijk maar eens in je werkboekje bij les 1.

 

Teken of schrijf bij Opdracht A over:

je hersenen

en

de dingen waar jij goed in bent en waar je minder goed in bent

 


 En dan nu een:

 

 

Let op: er zijn geen goede of fouten antwoorden.

Het gaat om wat jij zou doen of denken!

 

Probeer je de situaties hieronder goed voor te stellen

en kies het antwoord dat het best bij jou past.

 

Zet bij opdracht B een kruisje voor het antwoord dat jij kiest. 

 

Succes!

 

 

1. Stel je voor dat je vader en moeder blij zijn dat je een goed punt hebt gehaald voor een moeilijke toets. Wat denk je?

 

a. Ze zijn heel blij omdat ik heb laten zien dat ik een slim kind ben.

 

b. Ze zijn heel blij omdat ik zo goed geleerd en geoefend heb voor de toets.

  

 

 

2. Stel, je werkt samen met je moeder aan een timmerproject in de schuur. Per ongeluk stoot je een doos vol spijkers om. Wat doe je?

 

a. Je raapt de spijkers snel op en let de volgende keer beter op als je in de schuur aan het werk bent.

 

b. Je ruimt de spijkers snel op en voelt je heel onhandig.

 

 

  

3. Stel je voor dat je meester tijdens de rekenles naast je komt zitten. Wat denk je?

 

a. Hij wil me helpen om mijn rekensommen beter te begrijpen.

 

b. Hij wil weten hoe goed ik kan rekenen.

 

 

 

 

4. Stel, je hebt lang geleerd voor een toets, maar je haalt toch een onvoldoende. Wat denk je?  

 

a. Ik baal dat ik een onvoldoende heb. Ik ben hier gewoon niet goed in. De volgende keer haal ik vast weer geen goed punt.

 

b. Ik vind het jammer dat ik een onvoldoende heb. Ik weet zeker dat het de volgende keer beter gaat, wanneer ik nog harder oefen.

 

 

 

 

5. Stel je voor dat je bijna elke dag te laat op school komt. Wat denk je? 

 

a. Het lukt me gewoon niet om op tijd op te staan. De school zou gewoon wat later moeten beginnen.

 

b. Dit kan zo niet langer doorgaan. Ik ga onderzoeken wat er nu precies fout gaat en hoe ik dat kan veranderen.  

 

 

 

 

6. Stel, bijna alle kinderen in jouw klas zitten bij het lezen 1 of 2 Avi's hoger dan jij. Wat denk je?

 

a. Ik denk dat ik thuis te weinig geoefend heb. Ik ga de komende tijd elke avond even lezen voordat ik ga slapen.

 

b. Ik baal er ontzettend van dat ik niet goed ben in lezen.  

 

 


 

 

Ben je al nieuwsgierig?

We gaan hier zo mee verder!

 


 

Nu ga ik je wat vertellen over MINDSET (spreek uit: maintset).

Komt dat woord je misschien bekend voor?

Dat kan kloppen, want deze website heet zo!

 

Met mindset bedoelen we:

  • de manier waarop mensen en kinderen over dingen denken
  • en hoe ze met dingen die gebeuren omgaan

 

Carol Dweck is een Amerikaanse mevrouw die hier heel veel onderzoek naar heeft gedaan. 

 

Ze ontdekte dat mensen en kinderen op twee heel verschillende manieren kunnen denken:

  • vanuit een vaste mindset (in het Engels heet dat: "fixed")
  • of vanuit een groei mindset (in het Engels heet dat: "growth")

 


 

Even voorstellen:

 

Dit is Fixie:

 Hij heeft een vaste (fixed) mindset

 

En dit is Growie:

Hij heeft een groei (growth) mindset

 

Fixie en Growie zullen je helpen om alles over mindset te weten te komen.

Omdat het robots zijn, hebben we het in de verhaaltjes steeds over "hij".

In het echt gelden alle voorbeelden natuurlijk voor jongens èn meisjes!

 

 


 

 

Mindset is dus de manier waarop mensen (en kinderen!) over dingen denken

 

Bijvoorbeeld over slim zijn.

 

We gaan nu eens wat beter kijken naar de

 

vaste mindset van Fixie en de

 

groei mindset van Growie.

 

 


 

Kinderen die een vaste mindset hebben, denken zo:

 

"Ik ben zoals ik ben. Dat staat vast!"

"Ik ben zo slim als ik ben. Dat staat vast!"

 

Je kunt je slimheid bijvoorbeeld meten met een IQ-test.

Misschien heb jij ook wel eens zo'n test gedaan.

Uit de IQ-test komt een cijfer.

Kinderen met een vaste mindset zeggen:

"Je IQ-cijfer laat zien hoe slim je bent. Dat staat vast!

 

Stel, je kunt heel goed rekenen.

Kinderen met een vaste mindset zeggen dan:

"Je bent een natuurtalent! Dat staat vast!"

"Jij bent vast geboren met een wiskundeknobbel! Dat staat vast!" 

  


Kinderen die een groei mindsethebben, denken zo:

"Ik kan altijd beter in iets worden! Daar werk ik aan!"

"Ik kan altijd slimmer worden! Daar werk ik aan!"

 

En hoe werk je daaraan?

Kinderen met een groei mindset zeggen:

"Door heel veel te oefenen en heel goed je best te doen!"

 

Wat doen kinderen met een groei mindset die rekenen bijvoorbeeld lastig vinden?

Ze geven niet op, maar gaan keihard aan de slag!

Ze oefenen veel met allerlei moeilijke sommen,

vragen de juf of meester om extra uitleg,

letten heel goed op in de klas enzovoort, enzovoort.

Kortom: Ze doen er alles voor om te leren wat ze willen leren!

 

En ze vinden het nog leuk ook!  

 

  


 

Tijd om naar jouw antwoorden bij opdracht B te kijken!

 

Ga helemaal naar beneden op deze pagina.

Daar vind je de antwoorden op de vragen.

 

Kijk naar je eigen antwoorden en schrijf bij opdracht C achter iedere vraag of het een 'vast' of een 'groei' antwoord is.

 

Tel nu hoe vaak je 'vast' hebt opgeschreven en hoe vaak 'groei'. Vul maar in.

 

Het hoogste aantal wint!

 

  


 

En? Denk je op dit moment vooral zoals

Fixie met zijn een vaste mindset?

Of denk je vooral als Growie met zijn groei mindset?

Of is het voor jou nog niet helemaal duidelijk? Dat geeft niets!

 

Omcirkel bij opdracht D wat het op dit moment bij jou past! 

 

 

 


Nou, je hebt veel geleerd vandaag! En misschien is er wel iets veranderd in je brein!

Ik zie je weer bij les 2!

 

 

1. a = vast, b = groei

2. a = groei, b = vast

3. a = groei, b = vast

4. a = vast, b = groei

5. a = vast, b = groei

6. a = groei, b = vast

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb